Gedicht door Myron Hamming die als afsluiting werd voorgedragen
"Ergens…
in de fijnste regenval…
op de zwaarste donderslagen…
en in het razen van de wind…
schrijf ik je naam,
in de meesterwerken die ik lees
op stukjes afgescheurd papier
op de kaft, op elke bladzij
schrijf ik je naam
op jouw huid, jouw tint
in het donker in het duister
in de schaduw, van het felste licht
schrijf ik je naam
op je ramen in de muren
in je straten op haar tegels
op de rafelige randen van ruw en rauw
schrijf ik je naam
in de bomen in het blad
in de geheimen van alles dekkend wit
in het vallen van een volgend seizoen
schrijf ik je naam
op het hout onder de lampen
in het hart van deze stad
op een avond die geen nacht wil worden
schrijf ik je naam
in een jonge ochtend
of in het holst van de nacht
ergens tussen dauw en gloed
schrijf ik je naam
op mijn laatste dagen
in ‘t begin van tijden
op mijn grootste kansen
mijn vergeten blik
schrijf ik je naam
op klaarlichte dagen
in het stampen van ontkooide beesten
en dansen op het geluid van kettingen
die barsten en remmen die breken
schrijf ik je naam
op mijn scherven van toen
in het splijten van de groeven
op het glas nieuw te blazen
schrijf ik je naam
op het spieken achter de horizon
op de hoogtes die ik beklim
in de palmen van de vijand
schrijf ik je naam
in de lucht en op haar stukjes blauw
in het donker van de maan
in het verblinden van de zon
schrijf ik je naam
in mijn velden uitgestrekt
op de weiden verdwaald en gevonden
in de landen, de steden die ik ken
schrijf ik je naam
aan de kusten en over grenzen
op het water langs de kades
onder de zon die weer verscheen
schrijf ik je naam
en door de kracht van 1 woord…
begin ik aan een nieuw leven,
want ik besta om jou te kennen,
om jou te noemen,
liefde,
en zo, sta ik hier vandaag, spreek ik hier vandaag,
om samen stil te staan, bij de dingen die we doen, en om stil te staan bij de vragen;
hoe je dichtbij jezelf blijft, als de wereld steeds weer aan je trekt,
hoe je overeind blijft, het meedeinen niet schuwt, terwijl het leven tegen je kades
bonkt en beukt, hoe je in het omkijken naar de ander jezelf niet uit het oog verliest,
en hoe je nog geen dag vergeet, dat we uit alles bestaan, waarin we nog durven te
geloven en uit alles wat zelfs door de zwaarste stormen heen, bij ons bleef,
om elkaar te herinneren, dat je werkdagen niet slechts de jouwe zijn, dat ze ook
bouwstenen zijn, voor generaties nog te komen en zo staat iedere dag, in dienst van
nog zoveel morgens, om te herinneren dat een ieder die ooit door dit leven
ontwricht was, op een dag weer vederlicht vliegen zal, en ook zo, sta ik hier
vandaag,
spreek ik hier vandaag voor de eigenheid van jullie onwrikbare karakter, die
onmogelijk te ontkennen valt, ja vandaag is om te herinneren, van waar je kwam,
en van hoe ver je wist te komen, want ieder begin,
van de verhalen die je hoopt ooit te kunnen vertellen, kennen hun ontstaan in
onstuimig verlangen: een wens, een droom die zindert door je aderen, met iedere
reden die je hart doet bonzen en het met iedere slag, met iedere pomp doet
herinneren, hoe je weigert terug te deinzen, voor welke droom ook maar,
niet alleen vandaag, niet alleen morgen, deze wens, reikt tot dagen van ver daarna,
recht toe, recht aan, ja recht uit ‘t hart, en natuurlijk is er niets zo spannend,
als koers bepalen door dichte mist, dauw op een vroege morgen of een muur, van de
fijnste regen, nee, als je niet weet naar welke haven je vaart, zal geen enkele wind,
ooit gunstig staan, dus weet wanneer je ‘door’ moet, en weet even zo, wanneer je
rusten moet, want we kunnen naar de ander omkijken, zolang we onszelf, niet uit
het oog verliezen,
ja, wie ondanks twijfel, en ondanks de angst die je soms zomaar bekruipen kan, de
sprong durft te wagen, zal door moed, worden opgevangen, ik zeg het nog een keer;
wie ondanks angst en twijfel, sprongen durft te wagen, zal door moed, worden
opgevangen, zal vleugels durven uitslaan in dezelfde wind die het soms zo woest
stormen laat, dus laat ons,
doodsbang zijn en de wereld aankunnen, laat alles maar komen, want zolang onze
moed, onze angst overwint, mag alles komen zoals het komt, dus deze dag, dit
moment en dit verhaal, zijn helemaal voor jullie, de mensen die ongeacht en
ondanks het beuken en bonken tegen de kades van dit leven, van de wens en al die
dromen, nog altijd, staan bleven.
Myron Hamming ~ Stadsdichter van groningen